Notre-Dame van Reims

Donderdag trokken we door Reims: om vijf uur stonden we op en om acht uur waren we bij de Notre-Dame.  

Voor ons was het niet echt de moeite waard om door Reims te lopen, maar ik beleef het natuurlijk op een andere manier dan de meeste pelgrims. Maar wat me opvalt is hoe groot het verschil is tussen mensen uit de grote stad of die van het platteland. Normaal hebben we veel aanspraak, maar in Reims werden we door slechts een enkele toerist aangekeken. Verder is iedereen met zichzelf bezig: op tijd bij de bus komen, snel doorrijden naar het werk met de auto, muziek luisteren, Facebook en WhatsApp checken, etc. Je wordt simpelweg niet opgemerkt. Ik snap nu ook waarom het zo gaat: wil je in zo’n grote stad kunnen overleven, dan ben je genoodzaakt om jezelf af te schermen van alle prikkels. Anders word je gek. Het is puur uit zelfbescherming. En de een kan dit beter dan de ander. Dat is ook een belangrijk punt waarom de een gevoeliger is voor een burn-out dan de ander. Ik was in ieder geval blij toen we de stad konden verlaten.

Door naar Rilly de Montagne, naar een pelgrimsovernachtingsplaats tussen de druiven. Dan loop ik Rino tegen het lijf, een hongerige pelgrim uit Düsseldorf: een leuke wandelpartner met een goed gevoel voor humor. Wat ons allebei opviel, zijn de ietwat karige ontbijtjes hier in Frankrijk: ik begrijp nu ook helemaal waarom ‘ontbijt’ hier ‘petite déjeuner’ wordt genoemd. In een kom krijg je koffie of thee en een stukje toast met (als je geluk hebt) jam om in je koffie te soppen. Ik ben blij met alles wat ik krijg, maar soms vergis je je in de winkels in een dorpje en moet je met een niet echt gevulde maag toch een heel stuk lopen voor je ergens eten tegenkomt. Na drie kilometer nam ik weer afscheid van de Duitser, om vervolgens in Rilly weggestuurd te worden door een chagrijnige vrouw die me uitlachte omdat ik wat anders moest zoeken. Later hoorde ik dat in Rilly sommige mensen neerkijken op anderen, omdat zij daar echte Champagne maken. Ach ja, het kan niet altijd gezellig zijn.

We waren eigenlijk hartstikke moe maar moesten toch verder zei mijn gevoel: Rilly was niet geschikt. Nog zeven kilometer en dan hadden we die dag in totaal 25 kilometer gelopen. Ook in Germain wilde het niet lukken om een slaapplaats te vinden. Maar ik kon niet meer en Prairie wilde ook alleen nog maar gras eten. Op een stukje gras tegenover de kerk, met een tuintafel stoel en een gevulde boekenkast zijn we neergeploft. Met het idee: hier slapen we vannacht. Maar dan komt daar vanuit het niets een papa met zijn dochter, we raken aan de praat en ik krijg de uitnodiging om bij hen te overnachten. Het is zelfs zo gezellig dat we een rustdag nemen. Terwijl ik nog geen uur geleden het liefst zo snel mogelijk weg wilde uit dit dorp. Zo zie je maar weer.